Internationale en integrale aanpak
Vanwege de globalisering van waardeketens vinden negatieve effecten van productie vaak buiten Nederland plaats. Voor een eerlijke transitie (just transition) moeten inter- nationale afspraken rond milieustandaarden, duurzame banen (arbeidsvoorwaarden)
en arbeidsomstandigheden in productieprocessen worden omgezet in regelgeving.
We pakken de transitie naar een circulaire economie bovendien in samenhang aan met de klimaat-, milieu- en biodiversiteitsopgave. Zo versterken ze elkaar en dragen ze geza- menlijk bij aan een toekomstbestendig Nederland.
Algemene maatregelen
Er zijn vier ‘knoppen’ waar met circulaire-economiebeleid aan gedraaid kan worden om ons grondstoffengebruik meer circulair te maken. De maatregelen in het NPCE zijn daarop gericht.
1 Vermindering van grondstoffengebruik: minder (primaire) grondstoffen gebruiken door af te zien van het produceren of kopen van producten, deze te delen of ze efficiën- ter te maken (‘narrow the loop‘).
In het NPCE is bijvoorbeeld de ambitie geformuleerd dat de Nederlandse overheden veel meer circulair gaan inkopen. Van bureaus en stoelen tot wegen en waterwerken.
2 Substitutie van grondstoffen: primaire grondstoffen vervangen door secundaire grondstoffen en duurzame biogrondstoffen die zo hoogwaardig mogelijk toegepast worden, of door andere, meer algemeen beschikbare grondstoffen met een lagere milieudruk.
Denk hierbij aan de verplichting tot een bepaald percentage recyclaat (hergebruikte materialen).
3 Levensduurverlenging: producten en onderdelen langer en intensiever gebruiken door hergebruik en reparatie. Dit vertraagt de vraag naar nieuwe grondstoffen (‘slow the loop’).
Een maatregel die gericht is op levensduurverlenging is bijvoorbeeld een reparateursre- gister vanaf 2023 voor elektrische en elektronische apparaten, zodat men gemakkelijk een geschikte reparateur kan vinden;
4 Hoogwaardige verwerking: de kringloop sluiten door recycling van materialen en grondstoffen, zodat er minder afval wordt verbrand of gestort én er meer hoogwaardig aanbod van secundaire grondstoffen ontstaat (’close the loop’).
In 2050 moet het verbranden van recyclebaar materiaal volledig verleden tijd zijn.
Dat vraagt om ingrepen aan de voorkant van de keten. Daarom gaan we onder andere gemeentes én inwoners van Nederland helpen om afval nog beter te scheiden.
Specifieke maatregelen voor prioritaire productketens
Voor de vijf productketens met de meeste negatieve (milieu-)impact zijn in 2018 transitie- agenda’s opgesteld. Nu zijn concrete doelen geformuleerd en specifiek beleid ontwikkeld voor de meest impactvolle productgroepen binnen deze ketens, te weten:
• Consumptiegoederen: elektrische en elektronische apparaten; verpakkingen en weg- werpproducten; textiel; meubels.
• Kunststoffen: plastic verpakkingen; plastic in de bouw; landbouwplastic.
• Bouw: woningen; kantoren en bedrijfshallen; betonnen viaducten en bruggen; wegverharding.
• Maakindustrie: Capital Equipment; windparken; zon-PV-systemen; klimaatinstallaties.
De activiteiten binnen de keten biomassa & voedsel vallen binnen de transitie naar kringlooplandbouw.
Ondersteunende maatregelen
Naast algemene en specifieke maatregelen, creëert de rijksoverheid met ondersteunende maatregelen de randvoorwaarden voor de transitie naar een circulaire economie. Zo wil- len we de juiste kennis en vaardigheden voor duurzaamheid in brede zin en circulaire eco- nomie vergroten en vraaggestuurd een passende plek geven in het onderwijs. Daarnaast krijgt circulariteit ook aandacht in leermodules voor bijvoorbeeld inkopers en marketeers in bedrijven. Verder ondersteunen we de transitie met financiering, gedragsverandering, het Versnellingshuis Nederland Circulair! en circulaire-economie-netwerken in de regio.
Samenwerking
Het Rijk is beleidsverantwoordelijk voor de transitie naar een circulaire economie en legt hierover verantwoording af aan de Tweede Kamer. De staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) is coördinerend bewindspersoon voor de transitie naar een circu- laire economie. De bewindspersonen van de meest betrokken vakdepartementen zijn verantwoordelijk voor circulariteit binnen hun eigen beleidsterrein.
Bij de transitie naar een circulair Nederland is iedereen nodig: bedrijven, overheden, burgers, kennis- en onderwijsinstellingen. Het zijn immers bedrijven en hun werkne- mers die producten produceren en verkopen en consumenten die deze aanschaffen. Nog weer andere partijen geven een stem aan de natuur en het milieu, of aan jongeren. Ook medeoverheden hebben een grote rol, door hun lokale regie.
Financiële middelen
Voor de transitie naar een circulaire economie zijn publieke en private middelen nodig. De rijksoverheid heeft voor dit doel een aantal financieringsbronnen ter beschikking. Deze zijn op een rij gezet in het Nationaal Programma Circulaire Economie 2023-2030. Maatregelen die wetgevend van aard zijn, zowel nationaal als Europees, zullen impact hebben op handhaving, uitvoering en toezicht, ook financieel.
Met het Nationaal Programma Circulaire Economie wordt weer een stap gezet op weg naar een circulaire economie. Maar, er is nog meer nodig om de ambities te halen. Het kabinet wil de komende jaren daarom meer stappen zetten en op zoek gaan naar mogelijkheden om de doelen binnen bereik te brengen. Veel partijen hebben in aanloop naar dit pro- gramma aangegeven een bijdrage te willen leveren. Samen brengen we de transitie verder.